Eindtermen
Lichamelijke opvoeding - Motorische competenties
Klein-motorische vaardigheden in gevarieerde situaties
De leerlingen
1.26 kunnen klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurig gedoseerd en ontspannen uitvoeren.
1.27 kunnen de functionele grepen gedifferentieerd gebruiken voor het hanteren van voorwerpen.
Muzische vorming - Beeld
De leerlingen kunnen
1.1* door middel van kunst- en beeldbeschouwing een persoonlijk waardeoordeel ontwikkelen over beelden en beeldende kunst van vroeger, van nu en van verschillende culturen.
1.2 door betasten en voelen (tactiel), door kijken en zien (visueel) impressies opdoen, verwerken en erover praten.
1.3 beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan.
1.4* plezier en voldoening vinden in het beeldend vormgeven en genieten van wat beeldend is vormgegeven.
1.5 beeldende problemen oplossen, technieken toepassen en gereedschappen en materialen hanteren om beeldend vorm te geven op een manier die hen voldoet.
1.6 tactiele, visuele impressies, ervaringen, gevoelens en fantasieën op een beeldende manier weergeven.
Muzische vorming - Attitudes
De leerlingen kunnen
6.1* blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken.
6.3* genieten van het muzisch handelen waardoor hun expressiemogelijkheden verruimen.
6.4* vertrouwen op hun eigen expressiemogelijkheden en durven hun creatieve uitingen tonen.
6.5* respect betonen voor uitingen van leeftijdgenoten, behorend tot eigen en andere culturen.
Nederlands - Spreken
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) het gepaste taalregister hanteren als ze:
2.3 over een op school behandeld onderwerp aan de leerkracht verslag uitbrengen.
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze:
2.5 vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden.
2.6 van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/non-verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdgenoten.
2.7 bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door leeftijdgenoten;
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking, hetzij met hun eigen mening, hetzij met andere bronnen:
2.9* in een gesprek kritisch reageren op de vragen en opmerkingen van bekende volwassenen;
Nederlands - Lezen
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in
3.1 voor hen bestemde instructies voor handelingen van gevarieerde aard.
3.2 de gegevens in schema's en tabellen ten dienste van het publiek.
3.3 voor hen bestemde teksten in tijdschriften.
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie ordenen die voorkomt in:
3.4 voor hen bestemde school- en studieteksten en instructies bij schoolopdrachten.
3.5 voor hen bestemde verhalen, kinderromans, dialogen, gedichten, kindertijdschriften en jeugdencyclopedieën.
Nederlands - Schrijven
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = kopiëren)
4.1 overzichten, aantekeningen, mededelingen op- en overschrijven.
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren):
4.3 een brief schrijven aan een bekende om een persoonlijke boodschap of belevenis over te brengen.
4.4 voor een gekend persoon een verslag schrijven van een verhaal, een gebeurtenis, een informatieve tekst.
4.6 schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden.
4.7 De leerlingen kunnen voor het realiseren van bovenstaande eindtermen bovendien:
- hun teksten verzorgen rekening houdende met handschrift en lay-out
- luister-, spreek-, lees- en schrijfbereidheid;
- plezier in luisteren, spreken, lezen en schrijven;
- bereidheid tot nadenken over het eigen luister-, spreek-, lees- en schrijfgedrag;
- bereidheid tot het naleven van luister-, spreek-, lees- en schrijfconventies;
- weerbaarheid.
Nederlands - Strategieën
De leerlingen kunnen bij de eindtermen luisteren, lezen, spreken en schrijven de volgende strategieën inzetten:
5.1 zich oriënteren op aspecten van de luister-, lees-, spreek- en schrijftaak: doel, teksttype en eigen kennis, en voor spreken en schrijven ook op de luisteraar of lezer.
5.2 hun manier van luisteren, lezen, spreken en schrijven afstemmen op het luister- lees-, spreek- of schrijfdoel, en voor spreken en schrijven ook op de luisteraar of lezer.
5.3 tijdens het luisteren, lezen, spreken en schrijven hun aandacht behouden voor het bereiken van het doel.
5.4 het resultaat beoordelen in het licht van het luister-, lees-, spreek- of schrijfdoel.
Wereldoriëntatie - Techniek
Techniek als menselijke activiteit
De leerlingen kunnen
2.9 een probleem, ontstaan vanuit een behoefte, technisch oplossen door verschillende stappen van het technisch proces te doorlopen.
2.10 bepalen aan welke vereisten het technisch systeem dat ze willen gebruiken of realiseren, moet voldoen.
2.11 ideeën genereren voor een ontwerp van een technisch systeem.
2.12 keuzen maken bij het gebruiken of realiseren van een technisch systeem, rekening houdend met de behoefte, met de vereisten en met de beschikbare hulpmiddelen.
2.13 een eenvoudige werktekening of handleiding stap voor stap uitvoeren.
2.14 werkwijzen en technische systemen vergelijken en over beide een oordeel formuleren aan de hand van criteria.
2.15 technische systemen in verschillende toepassingsgebieden van techniek gebruiken en/of realiseren.
De leerlingen zijn bereid
2.16* hygiënisch, nauwkeurig, veilig en zorgzaam te werken.
Wiskunde - Meten
Procedures
De leerlingen kunnen
2.6 allerlei verbanden, patronen en structuren tussen en met grootheden en maatgetallen inzien en ze kunnen betekenisvolle herleidingen uitvoeren.
2.7 met de gebruikelijke maateenheden betekenisvolle herleidingen uitvoeren.
2.8 schatten met behulp van referentiepunten.
Leren leren
1.De leerlingen kunnen losse gegevens verwerven en gebruiken door ze betekenis te geven en te memoriseren.
2.De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.
3.De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten) verwerven en gebruiken.
4.De leerlingen kunnen eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke wijze oplossen.
5.De leerlingen kunnen, eventueel onder begeleiding:
- hun lessen, taken en opdrachten plannen en organiseren
- hun eigen leerproces controleren en bijsturen
De leerlingen kunnen op hun niveau leren met:
- nauwkeurigheid
- efficiëntie
- wil tot zelfstandigheid
- voldoende zelfvertrouwen
- houding van openheid
- kritische zin
* De attitudes werden met een asterisk (*) aangeduid.
Wendy Meulemans - Pedagogische Begeleidingsdienst Stad Gent